< > >

Aan het begin van de 19e-eeuw stichtte Maatschappij van Weldadigheid verschillende vrije Koloniën, waar armen de kans kregen om een beter bestaan op te bouwen. In 1819 werd ook een onvrije Kolonie gesticht, de Ommerschans. Hier werden groepen bedelaars opgevangen, maar ook kolonisten die niet goed functioneerden in de vrije koloniën. Zij hadden zich bijvoorbeeld schuldig gemaakt aan drankmisbruik, ontucht of brutaal gedrag, of hadden geprobeerd om weg te lopen. In 1822 werd de onvrije Kolonie Veenhuizen opgericht, bestaande uit drie gestichten.

Landlopers en bedelaars

In de onvrije Kolonie in Veenhuizen werden weeskinderen, landlopers en bedelaars opgevangen, aan het werk gezet en geschoold. Op initiatief van Johannes van den Bosch, de oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid, kwam er zelfs een officieel besluit dat alle vondelingen en weeskinderen van boven de zes jaar naar Veenhuizen stuurde. Ook armen die niet goed konden werken, invaliden, zieken en bejaarden werden opgenomen in de koloniën.

Ruimtelijke opzet

De drie gestichten van Veenhuizen hebben allemaal dezelfde ruimtelijke opzet. Tussen rechte lanen staan de centrale gestichten. Aan de binnenzijde van de gestichten, rond een gesloten binnenplaats, bevonden zich slaapzalen met daarin tachtig hangmatten. In deze zalen sliepen de ‘onfatsoenlijke armen’, de bedelaars en landlopers. Mannen en vrouwen waren van elkaar gescheiden. Weeskinderen werden in een eigen gesticht ondergebracht. Per zestig kinderen werd er een kindervader of kindermoeder aangesteld. Militaire veteranen hielden toezicht.

Opvallend is de aanwezigheid van zowel een protestantse als een katholieke kerk en een synagoge, alle drie gelegen aan de hoofdas. Het systeem van de Maatschappij van Weldadigheid stond neutraal ten opzichte van religie. Kolonisten gingen wel verplicht naar de kerk maar konden wel naar de kerk van hun eigen voorkeur gaan.

Fatsoenlijke armen

Aan de buitenzijde van de gestichten woonden de ‘fatsoenlijke armen’. Per gezin kregen ze een kamer toegewezen. Ze hadden een eigen voordeur en konden naar buiten wanneer ze wilden. Rond de gestichten, aan de buitenzijde van de Kolonie, werden grote gemeenschappelijke boerderijen gebouwd en verschillende dorpsvoorzieningen. Hier woonden de bewakers en het personeel.

Gevangenenbewaring

In 1859 werden de onvrije Koloniën overgenomen door de Nederlandse staat. Tot 1953 (Veenhuizen) en 1934 (Ommerschans) zijn dit instellingen voor armoedebestrijding gebleven. Vanaf dat moment zijn een aantal gestichtsgebouwen herbestemd als justitiële instelling. 

Zelf ontdekken

Het verhaal van Armoede en Verpaupering en Misdaad en Straf krijgt aandacht in het Gevangenismuseum in Veenhuizen. In Museum De Proefkolonie in Frederiksoord leer je meer over de ontstaansgeschiedenis van de eerste koloniën. In Merksplas laat het bezoekerscentrum Kolonie V VII de koloniegeschiedenis zien.

Ontdek de tijdlijnen

Deze website maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn om de website zo goed mogelijk te laten functioneren. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met het gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies worden geplaatst.

Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn om de website zo goed mogelijk te laten functioneren. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met het gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies worden geplaatst.